Omdat de interactie van vrouwelijke en mannelijke factoren complex is, zal de fertiliteitsarts u en uw partner onderzoeken om de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid te achterhalen. Als u al een jaar vruchteloos zwanger probeer te raken, maakt u het beste een afspraak met een arts. Bij vrouwen ouder dan 35 jaar kan eventueel al vroeger gestart worden met onderzoeken, net als wanneer er sprake is van factoren of aandoeningen die het zwanger worden kunnen verhinderen (o.a. ovulatiestoornissen en sterilisatie).
Hoewel er verschillende onderzoeken bestaan om de vrouwelijke vruchtbaarheid te evalueren, moeten deze niet noodzakelijk allemaal uitgevoerd worden. De fertiliteitsarts zal meestal starten met het afnemen van de medische voorgeschiedenis, het uitvoeren van algemeen klinisch onderzoek en het aanvragen van een aantal (preliminaire) testen. Als het nodig is, zal de arts in een latere fase nog bijkomende onderzoeken voorstellen.
Anamnese
Klinisch onderzoek
Bloedtesten
Vaginale echografie
Hysterosalpingografie of foto van de baarmoeder
Hysteroscopie of kijkoperatie van de baarmoeder
Laparascopie of kijkoperatie van de buikholte
HyFoSy (Hydrosalpingo-Foam-Sonografie)
Genetische testen (of erfelijkheidsonderzoeken)
Postcoïtale test (PCT) of test na betrekkingen
Endometriumbiopsie
Een grondige bevraging naar de medische voorgeschiedenis (anamnese) kan al belangrijke informatie opleveren over de mogelijke oorzaak van de sub(in)fertiliteit.
Dit is een algemeen klinisch onderzoek, met speciale aandacht naar tekenen van hormoondeficiëntie of andere problemen die de vruchtbaarheid kunnen beïnvloeden. De fertiliteitsarts zal ook een gynaecologisch onderzoek uitvoeren naar eventueel afwijkingen van de reproductieve organen.
Tijdens een bloedtest worden de verschillende hormonen die een rol spelen in de vrouwelijke vruchtbaarheid getest (eventueel in verschillende fases van de menstruele cyclus).
Verder wordt het bloed gecontroleerd op infectieziekten (rode hond, toxoplasmose, hiv, Hepatitis B en C, Syfilis en Chlamydia).
Er zijn ook testen voorhanden om de ovariële reserve te bepalen.
Bij een vaginale echografie brengt de arts een smalle echosonde in de vagina om een duidelijk beeld van de baarmoeder en eierstokken te bekomen.
Mochten er vermoedelijke afwijkingengezien worden, moet u mogelijks bijkomende onderzoeken ondergaan.
Bij een hysterosalpingografie gaat de arts de vorm van de baarmoederholte en de doorgankelijkheid van de eileiders na. Dit onderzoek vindt plaats op de dienst radiologie. Meestal wordt dit onderzoek gepland tussen dag 5 en 9 van de cyclus. De arts brengt via de baarmoederhals een dunne katheter in de baarmoederholte. Dan wordt er een contrastvloeistof via deze katheter ingespoten, die dan de baarmoeder en eileiders opvullen. Na deze inspuiting neemt de radioloog een RX of röntgenfoto.
Vele vrouwen ervaren dit onderzoek als pijnlijk: daarom raadt de arts vaak aan om voor de aanvang van het onderzoek een pijnstiller in te nemen. Bij eventuele ongemakken, zoals overmatige pijn of koorts, kan u contact opnemen met de afdeling.
Tijdens een hysteroscopie brengt de arts er een smalle kijkbuis (met lichtbron) via de baarmoederhals in de baarmoederholte. De vorm van de baarmoederholte en de openingen (waar de eileiders in de baarmoeder komen) zijn dan duidelijk zichtbaar. Voor een diagnostische hysteroscopie hoeft u niet in het ziekenhuis te blijven (ambulant). Een operatieve hysteroscopie (werkhysteroscopie) wordt gepland met een dagopname en een algemene narcose.
Tijdens een laparoscopie blaast de arts via een kleine insnede in de navel gas in de buik. Na het opblazen van de buik kijkt hij met een smalle kijkbuis (met lichtbron) in de buik naar de baarmoeder, eierstokken en eileider.
Dit onderzoek wordt gepland in dagopname en gebeurt onder narcose. Deze kijkoperatie kan eventueel vergroeiingen of volledige obstructie van de eileiders aan het licht brengen, alsook endometriose en andere afwijkingen in de organen van het kleine bekken. De mogelijkheid bestaat dat de arts tijdens de ingreep beslist om een chirurgische correctie uit te voeren (= werklaparoscopie).
Het erfelijkheidsonderzoek wordt uitgevoerd op een bloedstaal en omvat een onderzoek naar de chromosomen of naar de bouwstoffen van de chromosomen (DNA).
Mocht er een afwijking aangetroffen worden, wordt u doorverwezen naar de dienst medische genetica.
Bij een postcoïtale test wordt de kwaliteit van het slijm van de baarmoederhals en de aanwezigheid van de beweeglijke zaadcellen beoordeeld. Deze test wordt gepland in de vruchtbare periode, waarbij er via een gynaecologisch onderzoek het slijm van de baarmoederhals wordt opgezogen, beoordeeld en bekeken onder de microscoop.
Voor een endometriumbiopsie wordt er een stukje weefsel van het slijmvlies van de baarmoederholte weggenomen.