Een kind dat naar het ziekenhuis moet, dat is nooit fijn. Pijn kan het dan al helemaal missen. Onze teams doen er alles aan om pijn zoveel mogelijk te voorkomen en zo goed mogelijk te verzachten.
Om te weten of en hoeveel pijn je kind heft, meet de verpleegkundige regelmatig de pijn. Hoe de pijn gemeten wordt, hangt af van de leeftijd van je kind.
Bij baby's en kinderen jonger dan 4 jaar wordt de pijnscore bepaald aan de hand van 7 gedragskenmerken (FLACC-schaal).
Vanaf 4 jaar gebruiken we de FLACC-schaal gecombineerd met een gezichtjesschaal. De verpleegkundige vraagt je kind het gezichtje aan te wijzen dat evenveel pijn heeft als hij- of zijzelf.
Vanaf 6 jaar kunnen kinderen zelf aangeven hoeveel pijn ze hebben. Toch is het voor hen niet zo eenvoudig om pijn te beschrijven. Daarom gebruiken we ook voor deze kinderen een gezichtjesschaal.
Vanaf de leeftijd van acht jaar is nog een andere methode mogelijk: een pijnmeetlatje (VAS-schaal). Aan de hand van een verstelbaar schuifje moet het kind op het latje aangeven hoeveel pijn hij of zij heeft.
Kinderen die kampen met een neuromotorische beperking kunnen pijn moeilijker onder woorden brengen. We gebruiken de Checklist Pijngedrag (CPG) om hun pijn te meten.
Aan de hand van de pijnmeting of de te verwachten pijn zal de arts een aangepaste pijnbehandeling instellen.
De klassieke pijnstillers zijn paracetamol en ibuprofen. Bij een ingewikkelde of pijnlijke operatie of aandoening kan de arts morfine voorschrijven. De pijnstillers kunnen op verschillende manieren gegeven worden: via siroop, zetpil, tablet of infuus.
Na een operatie worden systematisch pijnstillers gegeven zodat we de pijn vóór kunnen zijn.
Procedurale pijn wordt veroorzaakt door een bepaalde zorghandeling zoals het prikken, een bloedname, een kleine hechting, een ruggenprik ...
Deze middelen zorgen voor minder pijn:
Meer weten? Lees onze brochure 'Pijn bij kinderen'