Bij kinderchirurgie werken kinderchirurgen, artsen, verpleegkundigen en paramedici uit verschillende specialismen nauw samen.

Praktisch

Praktisch

Abdominale, kinder- en reconstructieve heelkunde | kinderen

Niet beschikbaar
Route 131

Gynaecologie | kinderen en adolescenten

Niet beschikbaar
route 29

Mond-, kaak- en aangezichtschirurgie | kinderen

Niet beschikbaar
Route 126

Kinderneurochirurgie

Niet beschikbaar
Route 119

Neus-, keel- en oorziekten | kinderen

Niet beschikbaar
Route 125

Kinderoogheelkunde

Niet beschikbaar
Route 122

Kinderorthopedie

Niet beschikbaar
Route 104

Thorax- en vaatheelkunde | kinderen

Niet beschikbaar
Route 146

Kinderurologie

Niet beschikbaar
Route 141
Wat is kinderchirurgie?

Wat is kinderchirurgie?

Onze kinderchirurgen voeren heelkundige ingrepen uit bij kinderen en jongeren (0 tot 18 jaar) met een aangeboren afwijking of een complexe chirurgische aandoening. Ook voor de meer algemene chirurgie, zoals lies- of navelbreuken, kan je bij hen terecht.

Zorg op kindermaat

Een operatie kan zowel voor je kind als voor jou een hele belevenis zijn. Gelukkig kunnen een goede voorbereiding en de opgewekte, kindvriendelijke aanpak van onze zorgteams het verschil maken.

Onze kinderchirurgen hebben jarenlange ervaring in kinderchirurgie. Ze spenderen minstens vijftig procent van hun tijd aan ingrepen bij kinderen en doen er samen met het volledige zorgteam alles aan om je kind op zijn gemak te stellen.

Ook als ouder kan je helpen je kind zo goed mogelijk op de operatie voor te bereiden. Laat je zelf eerst goed informeren door de behandelende arts of verpleegkundige.

Om jou en je kind goed voorbereiden zetten we alles op een rijtje. Hoe beter je kind op de hoogte is van wat er gaat gebeuren, hoe minder stress en angst het zal ervaren.

OK kinderen
Voor de ingreep

Voor de ingreep

  • Zodra de datum van de ingreep vastligt, moet je kind op raadpleging komen bij de anesthesist. Soms volstaat het dat de anesthesist je kind pas ziet op de dag van opname. Jouw arts zal hierover oordelen samen met de anesthesist. Zonder het advies van de anesthesist kan de ingreep uitgesteld worden.

    Je moet mogelijk een vragenlijst invullen. Breng zo nodig je (lees)bril mee. Spreek je of je kind geen Nederlands, Frans of Engels, breng dan best een tolk mee.

    De anesthesist gaat na welke ziekten je kind doormaakte, welke medicijnen je kind neemt, hoe je kind reageerde op eerdere verdoving, of je kind allergisch is voor bepaalde geneesmiddelen en hoe de algemene conditie is. Hij of zij beslist ook vooraf wat de meest aangewezen verdoving is. Soms zijn er verschillende mogelijkheden. In dat geval zal de anesthesist dit met je bespreken.

    Soms vraagt de anesthesist bijkomende onderzoeken aan zoals een bloedonderzoek, röntgenfoto of hartonderzoek. Die leveren extra informatie om de verdoving optimaal te laten verlopen. Welke onderzoeken noodzakelijk zijn, beslist de anesthesist afhankelijk van de operatie en de toestand van je kind.

    Ziek of verhinderd? Laat het ons weten via tel. 03 821 54 07. Ook wanneer je later komt of in de file staat.

  • De anesthesist beslist welke medicijnen je kind vooraf moet stoppen en welke kunnen worden doorgenomen. Breng een lijst mee van de medicijnen die je kind regelmatig neemt.

  • Soms zijn er een aantal onderzoeken nodig bij je huisarts. Breng de resultaten mee naar de raadpleging anesthesie en bij de opname van je kind in het ziekenhuis.

    Bekijk vooraf welke hulp of zorg je kind eventueel thuis nodig heeft na de opname. De sociale dienst van het UZA, je huisarts of ziekenfonds kunnen je hierbij helpen.

    Neem voor de opname ook contact op met de verzekeringsinstelling van je hospitalisatieverzekering.

    Voor de ingreep moet je kind nuchter blijven. Dat betekent dat hij of zij minstens 6 uur voor de ingreep niet mag eten. Dit voorkomt dat je kind tijdens of na de operatie zou braken. Je kind mag heldere vloeistoffen drinken tot 2 uur voor de ingreep, zoals water, appelsap of thee zonder melk. Borstvoeding is toegestaan tot 4 uur voor de ingreep, en flesvoeding tot 6 uur ervoor. De anesthesist kan mogelijk andere instructies geven, afhankelijk van de toestand van je kind of de ingreep.

  • Vertel je kind eerlijk wat er gaat gebeuren, wat hij of zij zal voelen, horen en zien. Vertel je kind dat hij of zij nooit alleen zal zijn en dat alles gevraagd en gezegd mag worden. Probeer zelf zo rustig mogelijk te blijven, want dat helpt je kind ook om rustiger te zijn. Je kind mag een knuffel of speelgoed meenemen naar de operatiezaal voor extra troost.

    Lees samen met je kind een van volgende boekjes:

    • + 2 jaar: Nijntje in het ziekenhuis (Dick Bruna Mercis), Karel in het ziekenhuis (Liesbet Slegers), De wereld van Hopla - het ziekenhuis (Bert Smet)
    • + 4 jaar: De operatie van kleine olifant (José Boone), Lucas en de slaapdokter – (S. Boone en B. Vangehuchten)
  • Laat ons meteen weten als je kind door ziekte of andere redenen verhinderd is. Denk je dat je kind een verkoudheid, bronchitis of griep heeft? Of heeft je kind koorts? Neem dan contact op met de dienst anesthesie via tel. +32 3 821 30 00 of meld het aan de verpleegkundige van de afdeling. In sommige gevallen moeten we de ingreep uitstellen vanwege het risico op longontsteking.

Dag van de ingreep

Dag van de ingreep

  • Zorg ervoor dat je op tijd bent voor de opname en vergeet niet de benodigde documenten mee te brengen. Een handige checklist vind je op pagina 19 van de brochure. Meld je kind aan bij het onthaal in de inkomhal. Als je meerdere kinderen meebrengt, zorg dan voor voldoende begeleiding. Het UZA kan namelijk geen toezicht houden terwijl je je kind begeleidt naar het operatiekwartier of de recovery.

  • Op de ochtend van de ingreep is het belangrijk dat je kind goed gewassen is, vooral onder de oksels, in de liezen, bij de navel en bilnaad, en tussen de tenen. Vergeet niet de tanden te poetsen. Make-up of bodylotion is niet nodig en verwijder alle juwelen, brillen en contactlenzen. Zorg ervoor dat de nagels kort en schoon zijn, zonder nagellak. Heeft je kind lang haar? Maak dan, indien mogelijk, twee staartjes of vlechtjes. Laat je kind voor vertrek naar het operatiekwartier nog even naar het toilet gaan. Om de pijn bij het infuus te verminderen, brengen we vooraf een verdovende crème of pleister aan. Als je kind rustgevende medicatie krijgt, zorg er dan voor dat hij of zij in bed blijft om vallen te voorkomen. De verpleegkundige zal de bedhekken omhoog zetten voor de veiligheid.

  • Je mag als ouder mee naar de preoperatieve zone. Hier controleren we regelmatig de identiteit en andere belangrijke gegevens van je kind, zoals allergieën of de plek van de ingreep, om de veiligheid te waarborgen. Soms krijgt je kind in deze zone al een verdovende ruggenprik of zenuwblok, als dat eerder is afgesproken. De operatieverpleegkundige komt jullie daarna halen om naar de operatiezaal te gaan.

  • In overleg met de anesthesist mag één van de ouders mee de operatiezaal in, totdat je kind in slaap is. Daarna begeleidt een verpleegkundige je naar de gang. Je kunt daar wachten, of naar de kamer of cafetaria gaan totdat je wordt verwittigd dat je kind weer wakker is. In de operatiezaal worden verschillende monitors aangesloten, zoals een hartmonitor, bloeddrukmeter en een zuurstofmeter. Je kind krijgt ook een infuus voor vocht en medicatie.

    De anesthesist die in de operatiezaal aanwezig is, kan een andere zijn dan degene die je eerder ontmoette, maar ook hij of zij is volledig op de hoogte van de situatie. De anesthesist blijft gedurende de hele operatie bij je kind en houdt toezicht op de slaapdiepte, ademhaling, hartslag, lichaamstemperatuur en eventueel bloedverlies.

    Algemene verdoving
    Bij een algemene verdoving wordt je kind in slaap gebracht met medicijnen via een infuus. Je kind krijgt ook een zuurstofmasker om diep in en uit te ademen. Soms wordt dit masker gebruikt om je kind in slaap te brengen. Tijdens de operatie wordt meestal een buisje in de luchtwegen geplaatst. Aan het einde van de ingreep stopt de anesthesist de verdoving en wordt je kind weer wakker.

    Plaatselijke verdoving
    Bij plaatselijke verdoving wordt alleen het te opereren lichaamsdeel verdoofd. Dit gebeurt door middel van medicijnen die de zenuwen tijdelijk ongevoelig maken. Dit kan via een ruggenprik, een verdoving in de schouder, arm of been, of rond de plek die wordt geopereerd. Soms krijgt je kind ook een slaapmiddel, zodat hij of zij tijdens de operatie slaapt.

    Neveneffecten en verwikkelingen
    De moderne anesthesie is zeer veilig en de anesthesist neemt altijd de nodige voorzorgsmaatregelen. Toch kunnen er neveneffecten en verwikkelingen optreden, vooral bij andere ziekten, bepaalde risicofactoren zoals obesitas, of de complexiteit van de ingreep. Tijdelijke neveneffecten zijn onder andere misselijkheid, braken, keelpijn, rillingen, pijn bij injecties of blauwe plekken. Ook onverwachte verwikkelingen zoals allergische reacties kunnen optreden, maar worden onmiddellijk door het team opgemerkt en behandeld. Het risico op overlijden door een verdoving is extreem zeldzaam en meestal het gevolg van een samenloop van verwikkelingen. Achterin de brochure vind je meer informatie over mogelijke neveneffecten en verwikkelingen.

Na de ingreep

Na de ingreep

  • Na de ingreep wordt je kind rustig wakker in de ontwaakzaal of ‘recovery’. Hier blijft hij of zij onder controle van een anesthesist en een team van gespecialiseerde verpleegkundigen totdat de verdoving volledig is uitgewerkt. Hoe lang dit duurt, hangt af van de algemene toestand en het soort ingreep.

    Als voorzorg houden we patiënten die extra controle nodig hebben in de ontwaakzaal tot de ochtend na de operatie. Na zware operaties of als er aandoeningen zijn die het risico op complicaties verhogen, kan een opname op de intensive care noodzakelijk zijn, waar de artsen je kind verder opvolgen.

    Begeleiding
    In de ontwaakzaal mag één ouder of begeleider bij je kind zijn. Je kunt wachten in de wachtzone van de recovery (route 161). Zodra je kind in de ontwaakzaal aankomt, komt de verpleegkundige je halen. Zorg ervoor dat je je gsm aan laat staan, zodat je bereikbaar bent.

    Wat voelt je kind bij het ontwaken?
    Keelpijn, misselijkheid, een droge mond of dorst kunnen zich soms voordoen na de ingreep. Om braken te vermijden, mag je kind mogelijk niet onmiddellijk drinken of eten. In plaats daarvan krijgt hij of zij vocht via een infuus toegediend. Sommige patiënten hebben na de ingreep een maag- of blaassonde. Zodra deze organen weer normaal functioneren, wordt de sonde verwijderd. Door de verdoving mag je kind het bed niet verlaten zonder hulp van de verpleegkundige, om valpartijen te voorkomen.

  • Vaak denken mensen dat pijn na een operatie normaal is en er nu eenmaal bij hoort. Echter, pijn veroorzaakt stress, wat het herstel van je kind kan belemmeren. Het kan leiden tot verminderde eetlust, slechtere slaap, beperkte beweging en zelfs problemen met ademhaling. Daarom is het onze prioriteit om de pijn te verzachten of, nog beter, te vermijden. Al tijdens de ingreep zorgt de anesthesist ervoor dat je kind medicatie krijgt om pijn na de operatie te voorkomen.

    Opvolging van pijn
    Na de ingreep krijgt je kind pijnstillers, hetzij via een infuus, hetzij in de vorm van een pil. Soms is dit echter niet voldoende. Het is belangrijk dat je kind ons vertelt wanneer en hoeveel pijn het voelt—of het nu licht, matig of hevig is. Regelmatig zal de verpleegkundige vragen naar de pijnscore, zodat we de medicatie kunnen aanpassen aan de behoeften van je kind.

    Pijnpomp
    Voor zeer pijnlijke operaties kan de anesthesist een pijnpomp aanleggen. Deze pomp stelt je kind in staat om zelf pijnstillers toe te dienen wanneer het pijn voelt. Na het drukken op een knop krijgt je kind een kleine dosis pijnstillers, en het risico op een overdosis is uitgesloten. De pomp is volledig veilig en vormt geen gevaar voor verslaving. Als de pijn niet onder controle is, is het belangrijk om de verpleegkundige te waarschuwen. Een medewerker van het pijncentrum evalueert dagelijks de pijn en we doen ons best om deze zo goed mogelijk te beheersen, wat het herstel bevordert.

    Bijwerkingen van pijnstillers
    Het is normaal dat na een ruggenprik of perifeer zenuwblok bepaalde lichaamsdelen, zoals billen of benen, ‘voos’ of ‘doof’ aanvoelen of tintelingen geven. Je kind kan ook wat krachtsverlies in de benen ervaren, dus het is belangrijk dat je kind alleen met hulp van een verpleegkundige uit bed komt. Deze bijwerkingen verdwijnen meestal binnen enkele uren tot dagen.

    Als je kind plotseling de benen niet meer kan bewegen, waarschuw dan onmiddellijk de verpleegkundige. Het pijnstillende mengsel kan soms ook jeuk of misselijkheid veroorzaken. Deze bijwerkingen zijn bijna altijd te behandelen met medicatie, dus aarzel niet om de verpleegkundige of arts hierover te informeren.

    Gezichtenschaal
    Soms kan je kind zich minder goed concentreren of last hebben van hoofdpijn, spierpijn of lage rugpijn. Deze klachten verdwijnen meestal binnen een week. Als dat niet het geval is, neem dan contact op met je huisarts.

    Wat kun je zelf doen tegen pijn?
    Naast pijnstillers kunnen ook andere middelen helpen om de pijn te verzachten:

    • Laat je kind voldoende rusten.
    • Zorg voor afleiding, zoals lezen, muziek luisteren of tv kijken.
    • Laat je kind over zijn of haar gevoelens praten met jou, de arts of de verpleegkundige; dat kan helpen. Stel gerust zelf ook vragen. Raadpleeg ook de brochure 'Pijn bij kinderen' voor meer tips.
  • Na de ontwaakzaal gaat je kind weer naar de kamer. Hier volgen de verpleegkundigen je kind op, met extra aandacht voor pijn of andere ongemakken. De arts of verpleegkundige zal je vertellen wanneer je kind weer mag eten, drinken en medicatie mag nemen. Wij verzoeken je om zelf niets te eten of drinken tot je kind dat ook weer mag.

    Schrik niet als je kind zich nog enige tijd zwak voelt; een operatie vereist immers een zware lichamelijke inspanning. Laat de bedhekken omhoog als je kind in bed ligt en vraag hulp van de verpleegkundige als je kind de eerste keer uit bed komt, om vallen te voorkomen. Zorg ervoor dat je kind gesloten schoenen draagt (geen losse pantoffels) om uitglijden of vallen te vermijden.

Ontslag

Ontslag terug naar huis

  • Het ontslag van jouw kind wordt steeds met je arts besproken. Als je het ziekenhuis zonder zijn/haar toestemming wil verlaten, moet je een verklaring ondertekenen. Maar je arts kent je kind het best. Hij/zij zal je kind nooit langer dan nodig in het ziekenhuis houden. 

    • Informeer familie, omgeving, buren...
    • Regel vervoer! In ons ziekenhuis word je vóór 11u ontslagen. Denk op voorhand al na wie je kind kan ophalen.
    • Zorg indien nodig voor thuisopvang of -begeleiding. 
  • Vóór je ontslag krijg je:

    • Advies: praktische informatie over de medicatie, dieet, activiteiten, controle, thuiszorg, hulpmateriaal... van je kind.
    • Beknopt medisch verslag voor je huisarts: Een uitgebreider rapport sturen we haar of hem later.
    • Voorschriften: Vraag hiernaar voor de medicatie van je kind.
    • Attesten: Vraag eventueel een bewijs van afwezigheid voor de school.
  • Bij thuiskomst kunnen sommige kinderen angstig zijn. Soms vragen ze de eerste dagen wat meer aandacht en willen ze niet alleen slapen, zijn ze ’s nachts onrustig, huilerig, bang of onzindelijk.

    Gun je kind de nodige tijd om de ziekenhuisopname te verwerken en zich weer aan te passen. Praat eens over de fijne momenten.

  • Onze dienst werkt nauw samen met jouw verwijzende kinderarts. Indien je kind naar het UZA verwezen werd voor aanvullende diagnostiek en/of behandelingen, dan wordt je kinderarts op de hoogte gehouden van de evolutie. Als de toestand van je kind gestabiliseerd is en de behandeling het toelaat, wordt jouw kind teruggebracht naar het verwijzend ziekenhuis om de behandeling te voltooien. Je kinderarts coördineert namelijk de langdurige opvolging en dit laat ook toe 
    om jouw kind dichter bij huis te verzorgen. De opvolging voor specifieke medische problemen zal dan ambulant in het UZA gebeuren in samenspraak met je kinderarts. 

Team

Onze zorgverleners staan voor je klaar

Hieronder vind je een overzicht van de zorgverleners die deel uitmaken van ons team en hun specifieke rol in de behandeling en ondersteuning van onze patiënten.

Artsen

Consulenten en geassocieerde artsen

Betrokken diensten