Bij een pancreaticoduodenectomie of Whipple-operatie worden de alvleesklier- of pancreaskop, samen met de twaalfvingerige darm of duodenum, de galweg en de galblaas en soms ook een deel van de maag chirurgisch weggenomen. In uitzonderlijke gevallen wordt ook een deel van de poortader weggehaald (als een gezwel er rechtstreeks is doorgegroeid).
Meestal is de operatie een gevolg van een gezwel in de pancreaskop (pancreaskopcarcinoom). Ook in de volgende gevallen wordt de operatie uitgevoerd:
De operatie wordt altijd onder volledige verdoving uitgevoerd.
De insnede van de buik verloopt meestal onder de ribboog langs beide kanten van de buik. De alvleesklier- of pancreaskop worden samen met de twaalfvingerige darm of duodenum, de galweg en de galblaas en soms ook een deel van de maag weggenomen. In uitzonderlijke gevallen wordt ook een deel van de poortader weggehaald (als een gezwel er rechtstreeks is doorgegroeid).
Op het einde van de ingreep moeten de pancreasrest, de lever met galweg en de maag terug met de dunne darm worden verbonden. Dat doen we door de pancreasrest op de maag of de dunne darm in te hechten. Iets verderop op de dunne darm wordt de galweg ingehecht en tenslotte weer wat verderop de maagrand. Bij deze operatie worden meestal meerdere drains achtergelaten in de buik om het wondvocht te laten afvloeien.
U krijgt meestal een epidurale verdoving of pijnpomp om na de ingreep de pijn zelf te controleren.
Tot alle verbindingen met de dunne darm goed genezen zijn, zal de patiënt gevoed worden met sondevoeding die via een slang door de neus tot in de dunne darm gebracht wordt voorbij alle nieuw aangelegde verbindingen, of via kunstvoeding in een infuus.
Als de genezing goed verloopt, verwijderen we de drains en de sondes één na één. Dan schakelt u ook opnieuw over op gewone voeding.
De gewone opnameduur bedraagt minimaal 2 weken. Bij complicaties is er een langere ziekenhuisopname.
De verbinding tussen de pancreasrest en de maag of dunne darm houdt het meeste risico’s op problemen in. De pancreas of alvleesklier produceert namelijk verteringssappen. Deze verteringssappen kunnen de hechtingen aantasten en lekkage veroorzaken. Door middel van dagelijkse analyse van het drainvocht kunnen we nagaan of deze verbinding goed geneest. Ook geven we vaak een hormoon in infuus om de pancreassappen tijdens de genezingsfase zoveel mogelijk af te zwakken. De verbinding tussen galweg en dunne darm geneest meestal iets makkelijker, maar kan soms ook tekens van lekkage vertonen. De verbinding tussen maag en dundarm is diegene die het minste risico op lekkage inhoudt. Om dit genezingsproces op te volgen maken we soms ook bijkomende CT-scans van de buik.
Als deze verbindingen niet goed genezen, zijn er 3 mogelijke oplossingen:
Zolang er geen zekerheid is dat deze verbindingen goed genezen zijn, krijgt u sondevoeding die via een slang door de neus helemaal tot in de dunne darm gebracht wordt, voorbij al deze nieuw aangelegde verbindingen, of via kunstvoeding in infuus.
Als u alvlees-enzymen gebruikt of moet gebruiken, dan vindt u nuttige informatie op www.enzymgebruik.nl.