Bij een waterhoofd is de aanvoer, circulatie of afvoer van het hersenvocht (cerebro spinaal vocht) verstoord, waardoor er een vochtophoping ontstaat in de hersenkamers.
Per dag wordt er in onze hersenen zo’n 500 ml hersenvocht aangemaakt, vooral in de plexus choroïdeus. In de hersenkamers is er plaats voor ongeveer 150 ml. Normaal wordt dat vocht na de circulatie door de hersenkamers en langs het ruggenmerg weer opgenomen in de bloedvaten (sinus sagittalis).
Een blokkade van de afvoer van het hersenvocht (obstructieve hydrocefalus) door:
Een blokkade van de heropname van het hersenvocht in de bloedbaan (communicerende hydrocefalus / extra-ventriculaire obstructie) door:
Via een echografie (voordat de fontanel zich sluit) of een MR-scan. Soms kan een echografie ook al vóór de geboorte (prenataal) uitsluitsel geven. Eens de fontanel gesloten is, is dit niet meer mogelijk.
Afhankelijk van de oorzaak volgt er meestal een ingreep.
Via een ruggenprik of door het aanprikken van een onderhuids geplaatst reservoir proberen we het evenwicht tussen de aan- en afvoer van het hersenvocht te herstellen.
Als er een duidelijke oorzaak is, pakken we eerst de oorzaak aan. Als de verstoring bijvoorbeeld veroorzaakt wordt door een tumor, wordt eerst de tumor behandeld.
Bij een obstructieve hydrocefalus probeert de arts meestal eerst met een endoscooop een extra opening te maken in de bodem van de 3de hersenkamer (derde ventriculostomie): zo kan het vocht via een andere weg toch afgevoerd worden.
Bij een communicerende hydrocefalus plaatst de arts een drainagesysteem (shunt). Zo wordt het vocht afgevoerd van de hersenen naar de buik of naar het hart.