Wanneer u na de oproep in het UZA aankomt, wordt u opgenomen op de verpleegafdeling longziekten (D1). Hier zal de verpleging u voorbereiden op de ingreep.
Net voor de longtransplantatie wordt u nog even kort ondervraagd en onderzocht. Daarna wordt u voorbereid op de operatie.
In voorbereiding op de ingreep worden behaarde lichaamsdelen geschoren (uiteraard uw hoofd niet). U wordt gewassen met een ontsmettende zeep en er wordt een infuus geprikt in uw arm.
U krijgt al wat medicatie voor de ingreep toegediend:
Nadien wordt u naar de operatiezaal gebracht en maakt u kennis met de anesthesist die u later in slaap zal brengen.
Afhankelijk van uw aandoening worden 1 of 2 longen tegelijk getransplanteerd. Uw eigen, zieke long(en) wordt(en) verwijderd als de nieuwe long(en) in het operatiekwartier gearriveerd zijn.
Terwijl u de ingreep ondergaat, kan uw familie wachten in de wachtzaal van intensieve zorg.
Bij een enkelzijdige longtransplantatie moet slechts 1 helft van de borstkas worden opengemaakt. Gewoonlijk wordt ervoor gekozen de beste long te behouden en de andere te transplanteren. Er moeten 3 verbindingen gemaakt worden:
In een aantal gevallen kan het zijn dat u te weinig reserve hebt door de zeer slechte kwaliteit van uw longen en moet er gebruik gemaakt worden van de hart-longmachine om de ingreep veilig te kunnen uitvoeren.
Bij een dubbelzijdige longtransplantatie wordt de borstkas volledig geopend en wordt eerst de slechtste long getransplanteerd. Net als bij de enkelzijdige transplantatie gebeurt dat vaak met behulp van de hart-longmachine. Na de eerste long wordt op dezelfde manier de tweede long getransplanteerd.
Na de operatie wordt u naar intensieve zorg gebracht waar u continu opgevolgd en begeleid wordt door verpleegkundigen en artsen. De chirurg zal uw familie inlichten over het verloop van de ingreep.
Onze prioriteit is ervoor te zorgen dat uw nieuwe longen goed werken en niet worden afgestoten. Afstoting gebeurt wanneer uw eigen immuunsysteem uw nieuwe long aanschouwt als vreemd materiaal. Uw lichaam herkent de nieuwe long nog niet als eigen en zal proberen de nieuwe long aan te vallen. Dit proces kan uw nieuwe long beschadigen. Het is dus belangrijk om vroege tekenen van rejectie snel op te sporen. Daarvoor zullen we regelmatig biopsies (via een bronchoscopie) uitvoeren en het weggenomen weefselstukje naar de anatoompatholoog opsturen.
Onmiddellijk na uw ingreep start u ook met immunosuppressiva om het immuunsysteem te onderdrukken en zo afstoting te voorkomen. Wanneer u immunosuppressiva neemt, bent u wel vatbaarder voor infecties. De testen die we uitvoeren om afstoting op te sporen, kunnen ook gebruikt worden om vroege tekenen van infectie op te sporen.
Na de ingreep zullen de verpleegkundigen en fysiotherapeut u helpen om uw activiteitenniveau geleidelijk te verhogen. Pijnmedicatie helpt u om comfortabel te zijn gedurende deze periode.
De fysiotherapeut zal uw longen beoordelen, u ademhalingsoefeningen aanleren en een bewegingsprogramma op maat opstellen. Dit is van essentieel belang voor uw herstel.
Na ontslag neemt u deel aan een revalidatieprogramma in het UZA. Dit gebeurt drie keer per week gedurende de eerste drie maanden na transplantatie. Indien u een langer/gecompliceerd ziekenhuisverblijf had, zal u langer moeten revalideren.
Lees in de brochure meer over uw verblijf en herstel na de transplantatie.
Na de longtransplantatie komt u nog vaak naar het ziekenhuis voor opvolging. Hoe vaak u komt, is afhankelijk van het herstel en uw gezondheid.
Lees in de brochure alles over uw leven na de transplantatie (gezonde levensstijl, seksualiteit, werken, reizen...).
Het transplantteam zal u strikt opvolgen om eventuele complicaties tijdig op te sporen en te behandelen. De twee meest voorkomende complicaties na longtransplantatie zijn infectie en afstoting.
Infectie is een onvermijdbaar risico van transplantatie. De afweeronderdrukkende medicatie die u na uw longtransplantatie krijgt, verminderen de mogelijkheid van uw lichaam om zich te verdedigen tegen infectie. Bacteriën, virussen, schimmels en andere organismen kunnen u daarom sneller ziek maken. Bovendien kunnen ziektekiemen die bij patiënten met een normaal afweersysteem geen kwaad kunnen, bij u toch infectie en ziekte veroorzaken. Het transplantteam neemt verschillende acties om infecties te vermijden en vroegtijdig op te sporen. De meeste infecties zijn goed behandelbaar, als de infectie voldoende tijdig wordt gevonden.