Bij een stuitbevalling ligt niet het hoofdje, maar het zitvlakje of de voetjes van de baby onderaan. Dat wil zeggen dat deze eerst geboren worden en dan pas het hoofdje.
Een stuitbevalling houdt meer risico in voor de baby dan een bevalling in hoofdligging, omdat de navelstreng wat kan worden geklemd en het hoofdje soms niet vlot geboren kan worden. Daardoor kan de baby minder zuurstof krijgen.
Als uw baby in stuitligging ligt, kunt u ook kiezen voor een keizersnede. Voor de moeder is er geen verschil in complicaties, voor de baby lijkt een keizersnede minder complicaties in te houden voor het kind op korte termijn. Als uw kindje met de voeten naar beneden ligt, raden we sowieso een keizersnede aan boven een stuitbevalling.
Bij een vroeggeboorte is aangetoond dat een vaginale stuitbevalling zowel voor de moeder als de baby opmerkelijk meer risico inhoudt dan een keizersnede.
Wanneer u voldragen bent, raden we meestal aan om een uitwendige kering te doen en de baby van stuitligging naar hoofdligging te draaien. Dit is eigenlijk een erg zacht manoeuvre.
Een uitwendige kering lukt in ongeveer de helft van de gevallen en dan wordt de baby in hoofdligging geboren. In de andere helft van de gevallen lukt ze niet, en kunt u kiezen voor een vaginale stuitbevalling of keizersnede. Als u voor de vaginale stuitbevalling kiest, zullen we wel een bekkenmeting uitvoeren met een foto om zeker te zijn dat uw bekken ruim genoeg is om het hoofdje van de baby, dat als laatste stukje geboren gaat worden, door te laten.
Binnen het team van het UZA beschikken we over enkele zeer ervaren gynaecologen voor vaginale stuitbevallingen.
Wanneer u vroegtijdig bevalt (voor week 36) en de baby in stuitligging ligt, proberen we soms nog de baby uitwendig te keren (van stuitligging naar hoofdligging draaien), maar zeer vaak zal een keizersnede worden uitgevoerd.