De anesthesist kiest afhankelijk van de ingreep voor een plaatselijke of een algemene verdoving.
Bij een plaatselijke verdoving wordt enkel het te behandelen lichaamsdeel verdoofd zodat u geen pijn voelt. Soms krijgt u ook nog een middel om tijdens de ingreep te slapen.
Na verdoving van de huid wordt er een naald ingebracht tussen 2 wervels tot net voor de harde vliezen. Hier wordt het verdovingsmiddel ingespoten. Na 10 minuten werkt de verdoving: ze schakelt gevoel en beweging uit. Soms wordt in deze ruimte ook een catheter ingebracht. Zo kunt u zich via een pompje pijnstillers toedienen.
Na verdoving van de huid wordt er een naald ingebracht tussen 2 wervels tot net voorbij de harde vliezen, vlakbij de zenuwbundels. Het verdovingsmiddel zorgt zeer snel voor een volledige verdoving van de onderste lichaamshelft.
Mogelijke bijwerkingen