Een pacemaker voorkomt een abnormale vertraging van het hartritme (bradycardie).
Als de sinusknoop niet in orde is (sinusknoopziekte), zal het hart te traag kloppen of met pauzes (het hart stopt enkele seconden). Een pacemaker kan dit onregelmatig ritme verhelpen.
Het is ook mogelijk dat de sinusknoop normaal werkt, maar dat de impuls niet of te traag wordt doorgeleid van de voorkamers naar de hartkamers (AV-knoopziekte). Hierdoor kan de hartslag sterk vertragen waardoor klachten van duizeligheid, zwakte en soms bewustzijnsverlies kunnen optreden. Om dit te voorkomen wordt een pacemaker ingeplant, die in werking treedt van zodra de hartslag te traag wordt.
Een pacemaker is een apparaat dat de hartslag regelt. Het werkt met een ingebouwde batterij en wordt ingeplant ter hoogte van de schouderstreek. Bij rechtshandigen wordt de pacemaker meestal links ingeplant en omgekeerd.
De pacemaker staat in verbinding met het hart via één, twee of drie draden (elektroden). Die kunnen een te traag ritme waarnemen, en sturen dan een elektrische prikkel naar de hartspier om hem te doen samentrekken. In sommige gevallen bestaat ook de mogelijkheid om een pacemaker rechtstreeks in het hart te plaatsen, zonder draad.
De pacemaker treedt slechts in werking wanneer het hartritme te traag is. Het toestel is ook in staat om de aanwezigheid van hartritmestoornissen te detecteren en te registreren.
Meestal wordt u een tijdje van tevoren opgenomen in het ziekenhuis. Er vinden enkele vooronderzoeken plaats, zoals:
Tenzij anders gemeld, mag u de dag van de implantatie niets eten. Een kleine hoeveelheid water drinken om uw medicatie in te nemen mag wel.
Misschien zal u gevraagd worden om bepaalde medicatie, zoals bloedverdunners, vooraf te stoppen.
De implantatie gebeurt doorgaans onder lokale verdoving. Hoe lang de ingreep duurt hangt af van het vinden van een goede stimulatieplaats in het hart, opdat uw pacemaker correct kan werken.
De eerste controle van het toestel wordt gepland 4 tot 6 weken na de implantatie en daarna 2 keer per jaar.
Bij elke controle worden verschillende testen uitgevoerd:
Wanneer alles in orde is, krijgt u een nieuwe afspraak mee voor de volgende controle.
Deze controles zijn een wettelijke vereiste om uw rijgeschiktheid niet te verliezen.
Na de implantatie krijgt u een kaart waarop vermeld staat dat er bij u een pacemaker geplaatst werd.
Welke gegevens vindt u hierop terug?
Hou deze kaart steeds goed bij en bewaar hem best bij uw identiteitsbewijs. Bij opname in het ziekenhuis, ook in het buitenland, toont u de kaart aan uw behandelend arts. Ook wanneer u aan de veiligheidscontroles op de luchthaven komt, toont u de kaart aan de veiligheidsdiensten. U kan onze contactgegevens terugvinden voor het geval zich een probleem voordoet.
Na enkele jaren (meestal 8 tot 12 jaar) is de batterij aan vervanging toe. De pacemaker geeft dit aan door bij uitlezing een ERI- of RRT-bericht te tonen.
Wanneer ERI of RRT bereikt is, funcioneert het toestel nog 3 maanden normaal. Aan vervanging toe wil dus niet zeggen dat de batterij leeg is, wel dat de pacemaker binnen de 3 maanden vervangen moet worden. Dit is een kleine ingreep waarbij de arts de huid van de pocket terug openmaakt en de pacemaker vervangt door een nieuw toestel. Als de draden normaal werken, blijven ze ter plaatse in uw hart. Als de draden niet meer goed werken, worden ze ook vervangen.