Nierstenen (nefrolithiasis) ontstaan wanneer bepaalde stoffen zoals calcium, oxalaat, urinezuur of cystine in te hoge concentraties in de urine aanwezig zijn. Daardoor gaan ze samenklitten en kristallen vormen.
In het begin zijn ze vaak zo klein als een zandkorreltje, maar geleidelijk aan nemen ze in volume toe, van enkele millimeters tot soms zelfs meer dan 1 cm. Ze kunnen in de nier blijven zitten of afzakken naar de urinewegen. Dit laatste is meestal erg pijnlijk en veroorzaakt de typische pijnlijke niercrisis of nierkolieken.
Er bestaan ongeveer 30 verschillende soorten nierstenen. De meest voorkomende stenen zijn:
Deze stenen worden meestal veroorzaakt door een combinatie van factoren. De meest voorkomende oorzaak is onvoldoende vochtinname. Hierdoor wordt je urine erg geconcentreerd, waardoor de afvalstoffen makkelijker kunnen samenklitten en zo nierstenen kunnen vormen.
Andere belangrijke oorzaken zijn dieet, suikerziekte, overgewicht en bepaalde maag-darm problemen. In het geval van calciumfosfaatstenen kunnen urineweginfecties ook een belangrijke rol spelen.
In zeldzamere gevallen kan een onderliggende genetische afwijking de oorzaak van steenvorming zijn (bv. cystinestenen). Maar ook bepaalde medicaties (amoxicilline, aciclovir …) of hormonale problemen (te snel werkende bijschildklier) kunnen nierstenen veroorzaken.
Nierstenen komen frequent voor.
Nierstenen (groot of klein) veroorzaken vaak geen klachten. Ze kunnen toevallig gevonden worden op bijvoorbeeld een onderzoek (echo, CT) dat je om een andere reden ondergaat.
Wanneer nierstenen afzakken naar de urinewegen kunnen zij klem komen te zitten en zeer ernstige klachten veroorzaken:
In de niersteenkliniek van het UZA kan je terecht bij een multidisciplinair team van urologen, nefrologen en diëtisten voor de diagnose, behandeling en opvolging van nierstenen.
Voor de diagnose van een acute niersteencrisis kom je terecht bij de uroloog. Aan de hand van je klachten en een lichamelijk onderzoek zal hij/zij vaak al een goed idee hebben van wat er met jou aan de hand is. Om de diagnose te bevestigen en meer te weten te komen over de steen (grootte en ligging), zal de uroloog een aantal bijkomende onderzoeken (laten) uitvoeren:
CT-scan toont niersteen
De behandeling bij een acute niersteencrisis bestaat uit twee belangrijke stappen:
Meestal zal je in de acute fase van een niersteencrisis behandeld worden op de dienst spoedgevallen. Vaak volstaat een behandeling met pijnstillende medicatie en ontstekingsremmers. Met deze laatste gaan de urineleiders uitzetten en kan de steen makkelijker zakken. In de meerderheid van de gevallen zal dit (en voldoende water drinken) ervoor zorgen dat de steen vanzelf wordt uitgeplast. Er is dan geen opname of ingreep nodig.
Bij stenen die niet spontaan worden uit geplast, is een bijkomende behandeling nodig (bij de uroloog). Afhankelijk van waar de steen is gelokaliseerd, kan dit bestaan uit:
Tijdens een uretero-renoscopie behandelt de uroloog de steen of stenen met een kijkoperatie via de urinewegen.
Als de afmeting, hardheid en positie van de steen het toelaten, kunnen we de steen verbrokkelen via uitwendige schokgolven. Deze schokgolven worden door een toestel opgewekt en op de steen gericht via een 'ballon' die tegen de rug wordt geplaatst. Door tijdens de procedure enkele RX-opnames te maken, kunnen we de exacte positie van de steen volgen en de schokgolven nauwkeurig richten. Deze procedure kan gebeuren onder een lichte narcose of zonder narcose maar met voldoende pijnstilling.
Deze vorm van niersteenbehandeling wordt enkel toegepast bij zeer grote nierstenen of stenen die via een andere weg niet bereikbaar zijn. Bij deze ingreep wordt een kleine incisie (ongeveer 1 cm) in de huid gemaakt, waarlangs een hol buisje tot in het verzamelsysteem van de nier (nierbekken en nierkelken) wordt gebracht. Via dit buisje kan de uroloog met fijne instrumenten de nierstenen verbrijzelen.
Deze nefrostomie of JJ stent dienen vaak maar enkele dagen behouden te blijven.
Bij uiterst uitzonderlijke nierstenen is een kijkoperatie in de buikholte de enige manier om ze te verwijderen. Deze kijkoperatie wordt meestal uitgevoerd met de (Da Vinci) operatierobot.
Afhankelijk van het risico dat je hebt op het ontwikkelen van nieuwe nierstenen, zal de uroloog na de acute behandeling beslissen om je door te verwijzen naar de nefroloog. Dit risico hangt onder andere af van je leeftijd, het aantal nierstenen en of er eerstegraads familieleden met nierstenen zijn. De nefroloog zal dan aanvullend onderzoek (een metabole oppuntstelling) uitvoeren en in functie van de resultaten een behandeling voorstellen om nieuwe steenvorming in de toekomst te voorkomen.
Er zijn bijna 30 soorten nierstenen gekend. Deze hebben elk hun eigen kenmerken en oorzaken, die vragen om een andere preventieve behandeling. Het is dus belangrijk om te weten om welk type niersteen het gaat. Dat gebeurt via een metabole oppuntstelling bij de nefroloog. Deze bestaat uit een (voedings-)anamnese, een bloedanalyse, urineanalyse, 2 x een 24 uurs-urinecollectie en (indien de niersteen kon worden verwijderd) een gespecialiseerde niersteenanalyse. In functie van de resultaten, stelt de nefroloog enkele preventieve maatregelen voor (zie hieronder).
Algemene maatregelen, die voor elke soort steen belangrijk zijn:
Afhankelijk van de soort steen:
Eén jaar later kom je op controle raadpleging bij de nefroloog en de diëtiste in de niersteenkliniek van het UZA. Een eventuele behandeling kan dan verder worden bijgestuurd. Afhankelijk van je specifieke situatie kan het zijn dat eerdere opvolging of langdurige opvolging noodzakelijk is.