Bij een intravitreale injectie wordt een geneesmiddel rechtstreeks in het vitreum gespoten. Het vitreum (glasachtig lichaam) is een gelei-achtige substantie tussen de lens en het netvlies van het oog. Het doel van deze injectie is om met een kleine hoeveelheid een maximaal effect van het geneesmiddel te verkrijgen.
U mag geen intravitreale injectie krijgen als:
Als dit wel het geval is, neem contact op met uw behandelend arts.
De dag van de injectie en de dag erna is het mogelijk dat u onderstaande symptomen vertoont:
Als u na de injectie één of meer van onderstaande symptomen ontwikkelt, neem dan contact op met de dienst oogheelkunde:
Voor het comfort van uw ogen kunt u de eerste dagen na de injectie kunsttranen gebruiken.
Het is erg belangrijk dat u uw gezichtsvermogen regelmatig test om eventuele veranderingen snel op te merken. Dit kan makkelijkst met behulp van de Amslerkaart.
Zet uw leesbril op (indien u deze heeft) en kijk oog per oog naar de figuur hieronder. Kijk aandachtig naar het centrale punt. Als de figuur krommer, waziger of meer vervormd is dan anders, zou dit kunnen wijzen op een achteruitgang van het netvlies. Neem dan contact op met de consultatie oogheelkunde om uw afspraak te vervroegen.
Hoe vaak u een injectie krijgt, is individueel verschillend en kan afhankelijk van de aandoening variëren van enkele maanden tot meerdere jaren. Het is niet uitzonderlijk dat de behandeling nooit volledig gestopt kan worden.
Om het aantal injecties te beperken, volgen we het ‘treat-and-extend’ schema:
De reactie op de behandeling wordt altijd met een OCT-scan (netvliesscan) bepaald. Met dat onderzoek kunnen we zien of en hoeveel vocht er in het netvlies zit.