Gehoorverlies is het verminderde vermogen om geluiden op te vangen. Het kan een tijdelijke of blijvende aandoening zijn.
We spreken van:
Het oor bestaat uit drie grote delen.
Als een geluidsgolf het trommelvlies bereikt, worden de trillingen via de gehoorbeentjesketen doorgegeven aan het slakkenhuis. De haarcellen in het slakkenhuis geven de geluidsinformatie door aan de gehoorzenuw. De gehoorzenuw stuurt de informatie dan weer door naar de hersenen waar de bewustwording van geluidsprikkels plaatsvindt. Zo kunnen we geluiden horen.
Er kan op verschillende plaatsen iets mis lopen en dit kan resulteren in gehoorverlies (aan één of beide oren).
We spreken van geleidingsverlies als er iets misloopt in het buitenoor (bv. oorstop) of het middenoor (bv. opstapeling van slijm of vocht, een probleem met de gehoorbeentjesketen of een gaatje in het trommelvlies).
Hierdoor kunnen geluiden niet goed worden doorgegeven aan het slakkenhuis.
We spreken van perceptief gehoorverlies als er iets misloopt in het binnenoor (ter hoogte van de haarcellen), waardoor de geluiden niet kunnen omgezet worden in een elektrisch signaal of niet worden doorgegeven aan de gehoorzenuw.
We spreken van gemengd gehoorverlies als er problemen in zowel het binnenoor als het middenoor zijn.
We spreken van neuraal gehoorverlies als er iets misloopt door een probleem aan de gehoorzenuw.
We spreken van centraal gehoorverlies als er iets misloopt door een probleem in de hersenen (bv. in de hersenstam of auditieve cortex)
De oorzaken van gehoorverlies zijn zeer uiteenlopend. Gehoorverlies kan plots, geleidelijk aan of bij de geboorte ontstaan.
Permanent aangeboren gehoorverlies bij kinderen kan vele oorzaken hebben.
In westerse landen is aangeboren slechthorendheid in 70% van de gevallen genetisch bepaald.
Andere oorzaken kunnen zijn:
Sinds 1998 biedt Kind en Gezin een gehoortest aan voor alle pasgeborenen in Vlaanderen een Brussel. Deze test wordt afgenomen als de baby 3 tot 4 weken oud is. Bij een afwijkend resultaat wordt de baby doorverwezen naar een referentiecentrum voor verdere gehoortesten en aanvullende onderzoeken. Wanneer er na het eerste levensjaar een vermoeden is van gehoorverlies omwille van vertraagde taalontwikkeling, omdat het kind niet reageert op omgevingsgeluiden of omdat er problemen zijn op school, is het meestal de huisarts, kinderarts of CLB-arts die het kind zal doorverwijzen voor gehoortesten en aanvullende onderzoeken.
Omdat aangeboren gehoorproblemen vaak een genetische verklaring hebben, gebeurt er meestal ook een genetisch onderzoek. Het Centrum Medische Genetica (CMG) Antwerpen kan patiënten vandaag op meer dan 120 genen tegelijk testen die zijn gelinkt aan gehoorproblemen, in een zogenaamd genpanel. Deze test is uniek in België, en is een stuk gevoeliger dan de gebruikelijke testen die slechts één of enkele genen testen. Over de hele wereld zijn er trouwens slechts enkele laboratoria die een groot genpanel testen zoals in Antwerpen. Het CMG doet ook veel onderzoek naar erfelijke slechthorendheid. Het laboratorium o.l.v. Prof. Dr. Guy Van Camp staat al meer dan 20 jaar internationaal mee aan de spits van dit soort onderzoek. In dit lab werden in de loop der jaren vele nieuwe doofheidsgenen gevonden en bestudeerd.
In ongeveer de helft van de gevallen wordt de oorzaak gevonden. Deze informatie kan nuttig zijn om de evolutie van het gehoorverlies te voorspellen en advies te geven indien er bij de ouders nog een kinderwens bestaat (herhalingsrisico).
Om na te gaan of er inderdaad sprake is van gehoorverlies, zal de arts en/of de audioloog een aantal onderzoeken uitvoeren:
Bij een vermoeden van erfelijke slechthorendheid wordt er doorgaans beeldvormend onderzoek uitgevoerd en advies gevraagd van de klinisch geneticus om een gerichte genetische diagnostiek in te zetten. Als bij volwassenen een erfelijke oorzaak voor het gehoorverlies wordt gevonden, kan dit van belang zijn bij therapiekeuze, beroeps –of sportkeuze , gezinsplanning en kan dit leiden tot het nemen van een aantal preventieve maatregelen.
De behandeling van gehoorverlies hangt sterk samen met de oorzaak van het gehoorverlies, al zijn er niet altijd verschillen tussen erfelijke en niet-erfelijke slechthorendheid.
Bij kinderen met permanent aangeboren gehoorverlies zal in samenspraak met de ouders een behandeling worden opgestart om ervoor te zorgen dat het kind terug beter kan horen en achterstand op vlak van taal-spraakontwikkeling beperkt of voorkomen kan worden.
Volwassen patiënten zijn vaak geholpen met een prothetische oplossing zoals: