Algemene verdoving
De anesthesist kiest afhankelijk van de ingreep voor een plaatselijke of een algemene verdoving.
Bij een algemene verdoving krijgt u via een infuus medicijnen waardoor u in slaap valt. Ondertussen vraagt de anesthesist u diep in en uit te ademen in een masker met zuivere zuurstof. Na het inspuiten van de medicatie verliest u zeer snel het bewustzijn.
Mogelijke bijwerkingen
- misselijkheid en braken na de operatie
- keelpijn door het plaatsen van een buisje in de luchtpijp
- duizeligheid en troebel zien
- rillen
- hoofdpijn, rugpijn en andere pijnen
- allergische reacties op de medicatie en jeuk
- pijn als de gebruikte medicatie uitgewerkt is
- verwardheid en geheugenstoornissen
Bovenstaande lijst is niet volledig, maar vermeldt de vaakst voorkomende neveneffecten.
De algemene verdoving gebeurt in 3 stappen
1. rustig(er) worden
Voor u naar de operatiezaal vertrekt, krijgt u in uw kamer een kalmeringsmiddel (pilletje of prikje).
2. aanleggen van de bewakingsapparatuur
In de operatiekamer leggen we u aan controletoestellen:
- een hartmonitor: via klevertjes op uw borst
- een toestel om het zuurstofgehalte in uw bloed te meten: via een klemmetje op uw vinger
- een bloeddrukmeter: rond uw arm
3. verdoven
- U krijgt via een prikje in uw arm of hand een infuus: met een snelwerkend slaapmiddel, medicatie en vocht. Jonge kinderen krijgen vaak een masker met snelwerkende slaapdampen die via de luchtwegen opgenomen worden.
- De anesthesist vraagt u diep in en uit te ademen in een masker met zuivere zuurstof.
- Tijdens de verdoving kunt u een buisje in de luchtpijp krijgen om uw ademhaling eventueel te laten overnemen door een beademingstoestel.
- De anesthesist krijgt tijdens de ingreep continu informatie van de controletoestellen: zo loodst hij u veilig door de operatie.
- De verdoving is snel uitgewerkt: zo kunnen we u meteen na de ingreep wakker maken.