Verdoving bij kinderen

Ondergaat je kind binnenkort een ingreep onder algemene of plaatselijke verdoving (anesthesie)? Op deze pagina lees je meer over de soorten verdoving, de preoperatieve raadpleging en wat je op de dag van de operatie kan verwachten. 

Soorten verdoving

In het UZA ondergaan jaarlijks meer dan 3.300 kinderen een operatie, goed voor een zesde van alle ingrepen. Operaties bij kinderen gebeuren meestal onder algemene verdoving (narcose). Soms wordt er (ook) voor plaatselijke verdoving gekozen.  

Algemene versus plaatselijke verdoving

Algemene verdoving

Bij een algemene verdoving krijgt je kind via een infuus medicijnen, waardoor hij/zij in een kunstmatige slaap valt. Je kind krijgt een masker met extra zuurstof en moet enkele keren diep in- en uitademen. Soms wordt dit masker ook gebruikt om in slaap te vallen. Meestal plaatsen we een buisje in de luchtwegen nadat je kind slaapt. Op het einde van de ingreep stopt de anesthesist de toediening van de medicatie. Sedatie (een lichtere verdoving) verloopt op dezelfde manier.

Plaatselijke verdoving

Bij plaatselijke verdoving maken we alleen het te opereren lichaamsdeel pijnvrij. Geneesmiddelen maken de zenuw die pijn doorseint tijdelijk ongevoelig. Dat kan via een ruggenprik (epidurale of spinale verdoving), schouder- arm- of beenprik of een prik in de buurt van de plaats die verdoofd moet worden. Soms krijgt je kind ook nog een slaapmiddel, zodat hij/zij tijdens de operatie slaapt.

Preoperatieve raadpleging

Zodra de datum van de operatie vastligt, nodigen we jou en je kind uit op de preoperatieve raadpleging. Hier overloopt de anesthesist samen met jou alle belangrijke gezondheidsinformatie over je kind, zodat de ingreep in alle veiligheid kan doorgaan. We leggen precies uit wat er gaat gebeuren en geven informatie mee.

  • Meestal vragen we je om op voorhand een vragenlijst in te vullen (eventueel samen met je huisarts). Neem deze mee naar de raadpleging. 
     
  • Indien nodig voeren we aanvullende onderzoeken uit (bv. bloedonderzoek, röntgenfoto of hartonderzoek). We plannen deze zoveel mogelijk op dezelfde dag in.
     
  • Op basis van de raadpleging en de (eventueel) aanvullende onderzoeken, beslist de anesthesist welke verdoving het meest geschikt is voor je kind.
     
  • Soms volstaat het dat de anesthesist je kind pas ziet de dag van opname. Je arts zal hierover samen met de anesthesist oordelen. Zonder het advies van de anesthesist kan de ingreep uitgesteld worden.
     

Tip: Breng zo nodig je (lees)bril mee. Spreek jij of je kind geen Nederlands, Frans of Engels, breng dan best een tolk mee.

De dag van de operatie

Opname en preoperatieve ruimte

Al op de afdeling krijgt je kind medicatie waar hij/zij rustiger van wordt. De verpleegkundige begeleidt jou en je kind vervolgens naar de preoperatieve ruimte. Hier verblijft je kind in een kindvriendelijke preoperatieve box, met vrolijke tekeningen op de muren. Als je kind moet worden geprikt (bv. verdovende ruggenprik), brengen we vooraf verdovende zalf aan.

Operatiezaal

De operatieverpleegkundige komt jou en je kind daarna ophalen om naar de operatiezaal te gaan. Een van de ouders mag mee in de operatiezaal tot het kind slaapt. Je kan in de gang wachten, of in de kamer of cafetaria, tot we je verwittigen dat je kind wakker is.

In de operatiezaal zet het team er alles op in om je kind zoveel mogelijk op zijn/haar gemak te stellen. Een VR-bril helpt soms als afleiding. We leggen verschillende toestellen aan, zoals een hartmonitor, een bloeddrukmeter en een toestel om zuurstof in het bloed te meten. Je kind krijgt ook een infuus voor de toediening van vocht en medicatie. 

De anesthesist in de operatiezaal kan een andere arts zijn dan diegene die je eerder ontmoette. Maar ook hij of zij is op de hoogte van alle gegevens. Tijdens de operatie blijft de anesthesist altijd bij je kind waken. Hij volgt onder andere de diepte van de slaap, ademhaling, hartslag, lichaamstemperatuur en eventueel bloedverlies.

Recovery

Na de ingreep wordt je kind rustig wakker in de ontwaakzaal of ‘recovery’. Daar blijft hij/zij onder controle van een anesthesist en een team gespecialiseerde verpleegkundigen tot de verdoving helemaal uitgewerkt is. De duur is ook afhankelijk van de algemene toestand en het soort ingreep.

In de ontwaakzaal mag één ouder of begeleider bij het kind zijn. Wanneer je kind op de ontwaakzaal aankomt, komt de verpleegkundige je halen. Laat je gsm steeds aan staan, zodat je bereikbaar bent.

Wat voelt je kind bij het ontwaken?

Keelpijn, misselijkheid, een droge mond of dorst kunnen zich soms voordoen na een ingreep. Om braken te vermijden, mag je kind niet altijd onmiddellijk drinken of eten. Je kind krijgt vocht via een infuus toegediend. Sommige patiënten hebben na hun ingreep een maag- of blaassonde. Zodra deze organen weer normaal functioneren, verwijderen we de sonde. Door de verdoving mag je kind het bed nog steeds niet verlaten zonder hulp van de verpleegkundige, om valpartijen te voorkomen.

Wat zijn mogelijke nevenwerkingen?

De huidige anesthesie is zeer veilig. De anesthesist neemt steeds de nodige voorzorgsmaatregelen. Toch zijn nevenwerkingen en verwikkelingen mogelijk. Het risico kan toenemen door andere ziekten die aanwezig zijn, bepaalde risicofactoren zoals obesitas of de chirurgische ingreep zelf (tijd, moeilijkheid, dringendheid).

Een verdoving of ingreep heeft bijna altijd tijdelijke nevenwerkingen. Voorbeelden zijn misselijkheid, braken, keelpijn, rillingen, pijn bij inspuiting van bepaalde medicatie of blauwe plekken.

Ook verwikkelingen zijn mogelijk. Dit zijn ongewenste en onverwachte gebeurtenissen, zoals een niet te voorziene overgevoeligheid of allergische reactie op medicatie. Dit merkt het operatieteam onmiddellijk op, waarna een behandeling wordt opgestart. Ook verwardheid, geheugenstoornissen, schade aan tanden, lippen, zenuwen en ogen zijn mogelijke verwikkelingen. Overlijden ten gevolge van een verdoving is extreem zeldzaam. Het gaat dan om een samenloop van verwikkelingen. 

Vaakvoorkomend (bij 1 op 100 patiënten)

Misselijkheid en braken na een verdoving

Misselijkheid en braken na een operatie zijn niet altijd te wijten aan de verdoving. Het kan ook komen door:

  • Stress veroorzaakt door de chirurgie
  • Bepaalde operaties (zoals een laparoscopie, een kijkoperatie in de buik via heel
  • kleine buisjes)
  • Angst
  • Pijn
  • Bepaalde medicatie gebruikt tijdens de anesthesie
  • Pijnmedicatie (zoals morfine)
  • Voorgeschiedenis van reisziekte

Vaak kunnen we misselijkheid en braken verhelpen met geneesmiddelen. Meld het aan de anesthesist tijdens de preoperatieve raadpleging als je kind hier bij een vorige ingreep last van had. Zo kan je kind tijdens de narcose de gepaste medicatie krijgen. Misselijkheid kan enkele uren tot enkele dagen duren en kan met anti-braakmedicatie behandeld worden.

Keelpijn

Een buisje in de keel om de ademhaling te ondersteunen kan keelpijn veroorzaken, enkele uren tot enkele dagen na de ingreep. Dit kan behandeld worden door pijnstillende zuigtabletjes. 

Duizeligheid en troebel zien

De verdovingsmedicatie en bloedverlies tijdens de operatie kunnen de bloeddruk verlagen, wat flauwvallen kan veroorzaken. Medicatie of vocht via een infuus kunnen hieraan verhelpen. De anesthesist besteedt zeer veel aandacht aan het beschermen van de ogen van je kind. Bij een algemene verdoving krijgt je kind beschermende oogzalf of oogdruppels en worden de oogleden afgeplakt. Beschadiging van het oog met jeuk en pijn tot gevolg blijft mogelijk en kan behandeld worden met oogdruppels. Troebel zien na een algemene verdoving kan veroorzaakt worden door oogzalf. 

Rillen (shivering)

Rillen na een ingreep is mogelijk door afkoeling tijdens de operatie, door bepaalde medicatie of door stress. Een warm deken na de operatie kan helpen.  

Hoofdpijn

Hoofdpijn kan veroorzaakt worden door de anesthesiemedicatie, door de heelkundige ingreep, door vochttekort of door angst. Een spinale of epidurale verdoving (de 'ruggenprik') kan ergere hoofdpijn geven tot enkele dagen na het prikken en kan behandeld worden met pijnmedicatie. Wanneer de hoofdpijn langer duurt, kan een specifieke behandeling nodig zijn.

Jeuk

Jeuk kan een ongewenst effect zijn van morfineachtige producten, maar is ook een mogelijke allergische reactie. Jeuk kunnen we met medicatie behandelden. 

Rugpijn en andere pijnen

Tijdens de operatie dragen we er zorg voor om je kind in een goede positie te leggen. Toch kan hij of zij nadien rugpijn of pijn in andere gewrichten hebben. Dit komt door lange tijd in dezelfde houding op een harde tafel te liggen en gaat meestal vanzelf over. 

Pijn tijdens injectie van medicatie

Bepaalde medicatie kan een brandend, pijnlijk gevoel geven bij het inspuiten. Dit duurt maar even.  

Blauwe plekken en pijn ter hoogte van de injectieplaats 

Bloeduitstortingen en pijn in de buurt van het infuus zijn mogelijk door het openspringen van een bloedvat, door beweging of door infectie. Dit verdwijnt meestal zonder verdere behandeling. Heeft je kind te veel last, dan kan de verpleegkundige het infuus meestal op een andere plaats aanbrengen. 

Verwardheid en geheugenstoornissen

Na een algemene verdoving voelt je kind zich soms suf of slaperig, zwak, duizelig en vermoeid. Ook lichte concentratiemoeilijkheden, wazig zicht en coördinatiemoeilijkheden zijn mogelijk. 

Het soort medicatie, het type operatie en het type patiënt (zoals de leeftijd of alcoholgebruik) spelen een rol. Meestal verdwijnen deze neveneffecten zodra de  anesthesiemedicatie uitgewerkt is. Na een algemene anesthesie zal je kind zich niets herinneren van de operatie. Geheugenstoornissen zijn zeldzaam, bejaarde patiënten hebben er vaker en meer last van. Ook dit herstelt meestal op langere termijn. Verwardheid en onaangepast gedrag komen soms voor, maar vaker bij bejaarde of psychiatrische patiënten en mensen die verdovende middelen gebruiken of lijden aan alcoholisme. Sommige medicijnen kunnen verwardheid uitlokken. Onrustige opwinding en/of verwardheid wordt met medicatie behandeld.

Soms voorkomend (bij 1 op 1000 patiënten)

Longinfectie

Het risico op een longontsteking en ademhalingsproblemen is groter bij mensen die roken. 

Blaasproblemen

Na bepaalde operaties, en vooral na spinale of epidurale anesthesie (de 'ruggenprik'), kunnen mannen soms moeilijk plassen en hebben sommige vrouwen last van urineverlies. Daarom plaatsen we soms een blaassonde (een zeer soepel buisje in de blaas via de plasbuis).

Spierpijn

Bij een dringende operatie of vlak na een maaltijd dienen we soms een spierverslapper toe. Dat kan spierpijn na de operatie veroorzaken, maar gaat spontaan over.

Verstoorde ademhaling

Sommige pijnmedicatie vertraagt de ademhaling na de operatie. Ook spierzwakte door de spierverslappers is mogelijk. Dit kan behandeld worden met medicatie. 

Schade aan lip, tanden of tong

Tandschade is mogelijk door op de tanden te bijten tijdens het ontwaken of bij het plaatsen van een tube (een buisje om de ademhaling te ondersteunen tijdens een algemene verdoving). Dit komt vaker voor bij patiënten met een beperkte mondopening, een stijve nek of een kleine kaak.

Effecten op voorafbestaande ziekte

Had je kind een hartaanval of een herseninfarct voor de ingreep? Dan kan dit probleem altijd opnieuw optreden, ook tijdens een verdoving. Andere aandoeningen zoals suikerziekte en hoge bloeddruk volgen we tijdens en na de operatie van dichtbij op. Voor patiënten die aan suikerziekte lijden, worden specifieke maatregelen genomen. Zo controleren we de ochtend van de operatie de bloedsuikerspiegel op een nuchtere maag. 

Wakker worden tijdens narcose

'Herstel van bewustzijn' is juister dan 'wakker worden'. Ondanks de zeer zeldzame gevallen in de media is de kans dat je kind wakker wordt tijdens de verdoving uitzonderlijk. De moderne technieken, de continue monitoring en de deskundigheid van de anesthesisten zorgen ervoor dat dit zo goed als onmogelijk is. De anesthesist kan op verschillende manieren zien hoe 'diep' de narcose is. Wanneer je kind ernstig ziek is, kan de anesthesist kiezen voor een lichtere anesthesie, omdat je kind een diepe narcose niet zou aankunnen. Dan is het mogelijk dat je kind zich bepaalde zaken zal herinneren. Als je kind zich bepaalde zaken van tijdens de narcose zou herinneren, verwittig dan de anesthesist via de verpleegkundige. 

Zeldzaam (bij 1 op 10.000 of 100.000 patiënten)

Schade aan de ogen

Bij een algemene verdoving krijgt je kind beschermende oogzalf of oogdruppels en worden de oogleden afgeplakt. Beschadiging van het oog met jeuk en pijn tot gevolg blijft mogelijk en kan behandeld worden met oogdruppels. 

Ernstige allergische reactie op medicatie

Allergische reacties op medicatie kunnen we snel opgesporen. Uiterst zelden lopen deze reacties fataal af, zelfs bij gezonde personen. Daarom informeert de anesthesist tijdens het preoperatief onderzoek naar allergie bij je kind en de familie. Patiënten kunnen zonder het te weten allergisch zijn voor lichaamsvreemde stoffen zoals slaapmedicatie, pijnmedicatie, spierverslappers, antibiotica, infuusvloeistoffen of latex (rubber) van de handschoenen. De reactie hierop kan gaan van lichte problemen zoals huiduitslag, astma of een lichte daling van de bloeddruk. Een zware reactie of 'anafylactische shock' is zeldzaam, maar kan levensbedreigend zijn. Patiënten met gekende allergieën moeten hun anesthesist hierover inlichten vóór de ingreep tijdens de preoperatieve raadpleging.   

Zenuwschade

De naald bij plaatselijke verdoving of druk op een zenuw tijdens een operatie kan zenuwschade (uitval of doofheid) veroorzaken. Meestal is deze beschadiging tijdelijk en herstelt ze zich binnen twee à drie maanden.

Overlijden

Het risico op overlijden door een verdoving is extreem laag en hangt eerder samen met de medische voorgeschiedenis, de ziekte waarvoor de patiënt wordt geopereerd en het type operatie dan met de anesthesie.

Niet wakker worden na anesthesie

Je kind komt geleidelijk weer tot bewustzijn, afhankelijk van hoe de anesthetische geneesmiddelen uitwerken. Anesthesiemedicatie is snel uitgewerkt nadat de toediening gestopt wordt. De anesthesist ziet nauw toe op het ‘herstel van het bewustzijn' en beslist wanneer je kind best ontwaakt. Vertraagd ontwaken kan gebeuren als de anesthesiemedicatie of kalmeermiddelen langer doorwerken. Niet ontwaken kan mogelijk zijn na een ernstige complicatie, zoals een beroerte of hersenbeschadiging. Het risico is echter extreem uitzonderlijk en zeker niet groter omwille van de verdoving. Als je kind een risicopatiënt is voor een beroerte, dan kan een operatie dit risico wel vergroten, vooral bij ingrepen die zeer belastend zijn voor de bloeddoorstroming in de hersenen.

Laatst aangepast: 18 november 2021