Slechthorende mensen hebben een gehoorverlies van minstens 30 decibel, terwijl doofheid optreedt vanaf een gehoorverlies van 90 decibel.
Er zijn verschillende types gehoorstoornissen:
Nadat de NKO-arts de oren heeft onderzocht (otoscopie of microscopie), bepaalt hij de gehoordrempels aan de hand van tonale audiometrie. Soms bepaalt hij de drempels ook aan de hand van spraakaudiometrie. Bij problemen met het middenoor is een impedantiemetrie nodig.
Daarnaast zijn er nog een hele reeks bijkomende onderzoeken die kunnen afgenomen worden in functie van bepaalde diagnoses:
Lees de folder over gehooronderzoek bij zeer jonge kinderen. Dit vraagt een specifieke aanpak met reflex- en spelaudiometrie (COR, VRA, ICR).
De behandeling van slechthorendheid en doofheid wordt natuurlijk bepaald door de oorzaak van de gehoorproblemen. Bij een oorprop bijvoorbeeld, volstaat medicatie en het verwijderen van de prop.
Soms zijn er ook chirurgische ingrepen nodig, zoals trommelvliesbuisjes plaatsen of een stapedotomie.
Sommige patiënten zijn ook geholpen met een prothetische oplossing zoals:
Met auditory verbal therapy leert uw kind zijn/haar restgehoor (met behulp van een hoorapparaat of cochleair implantaat) maximaal te gebruiken. Tijdens de therapie begeleiden we u als ouder tot medetherapeut.